De ineenstorting van de staat van depressie
Maandagavond 23 januari zond NPO1 het Depressiegala uit. Een initiatief van de Mental Health Foundation, met drijvende krachten psychiaters Bram Bakker en Esther van Fenema, om aandacht te vragen voor depressie en taboes eromheen te doorbreken. Een mix van ervaringsdeskundigen aan het woord, BN’ers over eigen of andermans depressie, en zang en dans ter opluistering (prachtig, sensueel, koesterend dansduet vanaf minuut 35:48 op ‘Omarm me’!). Toon en doelstelling werden komisch verwoord door cabaretier Mike Boddé aan het begin van zijn piano-zang-solo: “is everyboddie depri?!”.
In mijn eigen familie kwam depressie voor, en als tiener en twintiger ervoer ik periodes waarin mijn gedachten zwaar op mij drukten. Zonder dat ik mezelf doelbewust uithongerde, woog ik op het dieptepunt 48 kilo (lengte 1.77m). Ik formuleerde het toen als volgt: ‘mijn hoofd eet mijn lichaam op’. ‘Er een einde aan maken’ als lonkende gedachte kwam weleens voorbij, en zelfhaat is mij dus niet vreemd.
Hoe meer ik van het gala hoorde en zag, des te meer ik me verwonderde over de populaire (en psychiatrische) opinie over wat een depressie zou zijn. Vandaar dat ik me hier wat buiten mijn directe vakgebied waag en mijn ideeën hierover openlijk en geïnspireerd met je deel, gegrond in mijn eigen ervaring en ontwikkelproces.
Het is tijd dat we gaan zien wat er werkelijk gaande is als we spreken over ‘depressie’. Het is tijd voor een kennende, menselijke, dichtbije, wezenlijke, verfijnde, feitelijke, liefdevolle, precieze benadering van het complexe geheel dat ‘depressie’ wordt genoemd, met de focus op wat dat van moment tot moment inhoudt.
Bombastisch en met een knipoog leid ik in: de (zachte) ineenstorting van de (staat van) depressie. Daarbij kunnen we als koorddansers met Fingerspitzengefūhl creatief en begrijpend aansluiten bij de mens achter de depressie, want zoals iemand het in de uitzending zei: “Ik leed aan depressie, maar ik bén geen depressie”.
**Voor de lees- en begrijpbaarheid hanteer ik ook hierna het woord ‘depressie’, waarna ik dat intiem en verzachtend poog te deconstrueren, en met name aandacht vraag voor wat iemand met een depressie nodig heeft. Ter onderstreping van mijn primaire punt en ter komische relativering wil ik graag benadrukken dat ik het woord ‘depressie’ hier vaker noem dan ik tot nu toe in mijn hele 35-jarige leven heb gedaan.**
Even terug: de afgelopen 13 jaar heb ik mijn geest onderzocht, in toenemende mate van verdieping en abstractie. De inspiratie kwam overal vandaan: boeddhistische teksten, hersenwetenschappelijke literatuur, romans, theater, natuur en sport. Oefenen, kijken, voelen en reflecteren deed ik via meditatie in de zin van zelfonderzoek, de praktijk van mijn werk als trainingsacteur, en praktisch op elk ander (bewust) moment.
De zogezegd professionele affiniteit is er via mijn begeleidingspraktijk, waar ik (onder andere) mensen ontmoet die een depressie hebben (gehad) of die regelmatig depressieve perioden doormaken. Ieder van hen intelligent, gevoelig, creatief, talig, met gevoelens van eenzaamheid, verdriet en angst, een geniaal ontwikkeld systeem van zelfafwijzing en soms een achtergrond van pijnlijke, gebrekkige relaties met ouders, familie, partners en vrienden.
Okee vooruit, naar dat Depressiegala! Daar werd depressie groots en imponerend geïntroduceerd: een hersenziekte die op de derde plaats staat van grootste ziekten in Nederland. Presentatrice Anita Witzier: “één op de 20 volwassenen en één op de 15 jongeren heeft een depressie”. Bram Bakker: “het is een hersenziekte, waardoor je functioneren wordt ondermijnd door je gedachten, door geen eetlust, door allerlei lichamelijke verschijnselen, waardoor je alles, de hele dag, vanuit een somber perspectief ziet. Je hebt geen idee wanneer het stopt en iedere minuut voelt als een uur of een jaar. Wij psychiaters hebben afgesproken dat je van een depressie kunt spreken als dit minimaal twee weken aanhoudt.”
De ervaringsdeskundigen legden het de kijker in herkenbare, directe woorden uit:
“Het voelt alsof je een soort van gevoelloos bent geworden, je voelt helemaal niks, alleen iets tussen verdriet en angst denk ik”.
“Mijn geheugen laat mij in de steek en mijn gedachten zijn een grote waas”.
“Het naarste gevoel dat ik heb gehad, is niet begrepen worden. Niemand begrijpt mij. Ze begrijpen toch niet wat ik heb of wat ik voel. Niemand snapt dat, alleen ik”.
“Leegte, dat voelde ik, leegte. Eenzaamheid. Ik wilde niet meer voelen, ik was de pijn zat”.
“Ik ging weglopen van mijn problemen. Voor mijn gevoel was er niemand meer die echt om mij gaf”.
Graag sta ik hier eerst uitdrukkelijk stil bij hoe verschrikkelijk het is als je je zo voelt. De slapte, de leegte, de zwaarte. Als we ons dat werkelijk voorstellen, bloeit de liefde op voor de dappere dames en heren die hun depressieve staat regelmatig ontmoeten en ermee vechten, eraan bezwijken of ‘m overwinnen. Hun brein roept hen in straffe, gekmakende, destructieve taal op tot leven. Dat is (niet) niks.
Wat mij opviel, is dat geen enkele ervaringsdeskundige onbegrijpelijke, onnavolgbare toestanden beschreef. Hun verhalen waren menselijk en gingen over:
1. de onmogelijkheid om te voelen >> niet meer kunnen en willen voelen, gedissocieerd zijn van de eigen gevoelens en emoties.
2. een zelfafwijzend denkpatroon >> piekeren, vergelijken met anderen, minderwaardigheid, oneigen keuzes.
3. de afstand ten opzichte van de (vertrouwde) omgeving >> geografisch, of door ervaren verschillen in referentiekader.
4. het niet kunnen communiceren en delen >> er zelf niet over kunnen praten, anderen die onbeholpen en goedbedoeld afstand van je nemen.
5. onwetendheid >> over wat ‘normaal’ is, over onze identiteit, over wie we zijn, over wat denken en wat voelen is.
6. een eventueel, maar niet noodzakelijk, voorafgaande impactvolle gebeurtenis >> een verhuizing, de dood van een ouder, een gestrande relatie, een afgebroken carrière, gaan studeren (oftewel: de geboorte als eerste impactvolle gebeurtenis in ons leven, waarmee depressie, hoewel pijnlijk en in absolute zin geen wenselijke staat, ineens heel natuurlijk wordt).
Wat zeiden ze eigenlijk, al fluisterend, nuchter, kwetsbaar en moedig? In essentie gaan hun persoonlijke verhalen over contact en relaties. De mogelijkheden om contact te maken, met de eigen binnenwereld en met de omgeving, en over hoe we dat contact, die relatie, kunnen vormgeven.
Een frivool bruggetje: in elk organisme worden energie en informatie vervoerd. Als het contact met de gevoelens, emoties en het lichaam niet meer aanwezig is, dan leidt de levensenergie de informatie vanuit die ‘laag’ naar het mentale, alwaar dit zich uit in geïntensiveerde gedachten. Het contact met de gedachten wordt zo sterker, de gedachten dringen zich op, breiden zich uit, vermeerderen en vermenigvuldigen zich. Ze proberen iets duidelijk te maken, ze drukken, verzwaren en verwarren. De gevoelens zijn niet meer in zicht en de gedachten worden geloofd.
Dénken en geloven dat depressie een (hersen)ziekte is, vormt een depressieve gedachte! Niet zozeer omdat die gedachte inhoudelijk per se deprimerend is, maar omdat -ik vermoed dat- de omschrijving komt vanuit die laag van bewustzijn waarin het zijn zich totaal identificeert met de gedachten.
Via de taal herhaaldelijk herhalen dat iemand ‘een depressie’ heeft, is een depressieve uiting en creëert een mentaal beeld dat ons niet dichter bij die persoon brengt. De ‘staat van depressie’ is een extreme(re) uiting van een veel complexer, vastlopend communicatieproces tussen de innerlijke en uiterlijke omgeving.
Dat de diagnose opluchting kan geven, zoals een ervaringsdeskundige aangaf, kan ik me goed voorstellen en zou ik willen zien als een vertaalde behoefte aan erkenning en ontspanning. Begrepen en gekend worden, er mogen zijn zoals je op dat moment bent.
Een depressie zit niet vastgebeiteld in de mens, staat niet los van zijn of haar omgeving. De depressie kan daarom alleen worden begrepen, benaderd en ontmanteld in samenhang met een begrijpen van de interactie met die omgeving. Zoals René van der Gijp toelichtte: “ik kan zomaar op de bank gaan zitten malen, helemaal gek worden, en dan moet ik iets gaan doen en dan ga ik mijn tuin aanvegen, dan komen mijn gedachtes redelijk stil te staan”.
De link met de omgeving betekent niet dat een depressie niet kan ontstaan bij mensen zonder ‘objectieve aanleiding om ongelukkig te zijn’ (quote Depressiegala). Kortom, ook bij mensen wiens leven zich manifesteert in uiterlijke vormen die we met geluk neigen te associëren: een gezin, een succesvolle carrière, financiële zekerheid, een lachend gezicht.
Het is inmiddels vast al duidelijk: ik geloof niet bijster sterk in depressie als diagnose. Depressie zou je in onwetenschappelijke termen misschien kunnen zien als: een doordraaiende geest, met een daarmee corresponderend doordraaiend gevoelsleven, uitmondend in eenzaamheid, gemis, angst en verdriet, uitmondend in een gelaagd disfunctioneren, uitmondend in een doordraaiende geest, met een daarmee corresponderend…enzovoort.
Belangrijker dan terminologie en diagnostiek vind ik: waar heeft iemand met een depressie behoefte aan, wat heeft die persoon nodig? De -op weg naar genezing zijnde- ervaringsdeskundigen geven onomwonden aan: “ik had erover moeten praten, ik besloot het niet meer te verbergen, ik ben weer in contact met mijn gevoel”.
De kunst is daarom denk ik om allereerst met finesse aan te sluiten bij de persoon met een depressie, als nabij medemens in de ruimte, en bij wat er omgaat in diens binnenruimte, om hem/haar uiteindelijk zelf die aansluiting blijvend tot stand te laten brengen. Dat begint misschien wel bij een liefdevolle kalme benadering, waarlijk begrijpend oogcontact, luisterende oren, zacht en gericht doorvragen, voorzichtig samengevat als een invoelend gesprek met iemand die kan worden vertrouwd en toegelaten. Aansluitend belangrijk is het delen van ervaringen, het creëren van zelfbegrip, het stimuleren van zelfonderzoek, het achterhalen hoe iemands historie zich nú in die persoon voordoet.
Misschien lijkt het alsof ik met bovengenoemde aanpak suggereer dat medicatie onwenselijk is. Dat bedoel ik niet. Als medicijnen kunnen ondersteunen, de depressieve geest enigszins tot rust kunnen brengen, dan kan dat een prima aanvulling zijn.
Waar ik erg in geloof (of is dit nu een ‘positieve depressie’?), is ieders persoonlijke vermogen om zichzelf te leren zien. Vanuit die -inderdaad- veralgemenisering neem ik de mens achter de depressie opgewekt en bedachtzaam serieus. Daarbij staan contact, ervaringen en relaties centraal, in de breedte en de diepte.
Zullen we ‘ervaringsdeskundigen’ -in deze context- benoemen voor wie ze zijn: mensen met pijn? Mensen zoals wij. Mensen die contact willen, met zichzelf en met anderen, die begrepen en geliefd willen worden, die in staat zijn om hun gedachten en emoties te onderzoeken, die heftige gebeurtenissen meemaken die verwerkt moeten worden, die zich door en over hun pijn heen kunnen ontwikkelen.
Mensen die willen praten, delen, voelen, begrijpen en leven. Mensen zoals wij.
—
Om het Depressiegala 2017 terug te zien, klik hier.
—
Heb je interesse in een kennismakingsgesprek? Klik dan op deze stralende button.
Je vindt er een aanvraagformulier en beknopte info over vorm, locatie en duur van het gesprek.
Graag eens tot ziens! Vriendelijke groet, Ilona